, [], Whether a sin is aggravated by reason of the condition of the person against whom it is committed?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want zo zegt de HEERE der heirscharen: [21]Naar de heerlijkheid [over u], heeft Hij mij gezonden [22]tot die heidenen, die ulieden beroofd hebben; want die ulieden aanraakt, die raakt [23]Zijn oogappel aan. 21. Dat is, naardat Hij voorgenoemd had u te verheerlijken door de verlossing uit Babel. 22. Of, tegen de heidenen, te weten tegen de Chaldeen en andere uwe vijanden; alsof hij zeide: Dewijl God heeft begonnen zijne genade ulieden te bewijzen, zo wil Hij voortaan zulks nog meer doen, daarom heeft Hij mij gezonden om ulieden te beschermen voor het geweld uwer vijanden, dat zij u niet beschadigen, noch op den weg, noch tehuis. 23. Te weten, des Heeren. De zin is: Die ulieden beledigt of schade aandoet; dat is zoveel alsof hij den Heere zelf beschadigde, hetwelk Hij wreken zal; zie Deut.32:10; Ps.17:8, en Hand.9:4.